Ontelbaar aantal nieuwe IP-adressen brengt de wereld wijsheid
/3 reacties
-
door: Niels Huijbregts over: internet, informatica, communicatie, computer op: 13 februari 2011 IPv6 opent onmetelijke ruimte op het internet.
Nieuwe IP-adressen nodig om almaar groeiende informatiehoeveelheid te verwerken.
Het internet is bijna vol, de IP-adressen – of in ieder geval de IPv4-adressen – raken op. Veel mensen weten dat zo onderhand wel, we hebben hard ons best gedaan om dat onderwerp op de kaart te zetten. En dat de oplossing klaar staat is inmiddels ook bekend: XS4ALL zorgde er in 2010 voor dat IPv6 voor al haar klanten beschikbaar werd en steeds meer internetproviders volgen. Wat minder bekend is, is hoe het eigenlijk komt dat die IP-adressen bijna op zijn.
Waarom zijn de 4,3 miljard verschillende adressen die met IPv4 te maken zijn, niet voldoende? Zoals altijd bij ingewikkelde vraagstukken is er niet één simpel antwoord op die vraag: er is een aantal factoren die er samen voor zorgen dat het hoog tijd is om IPv6 in te zetten.
Toekomstkijken
De belangrijkste reden is dat ze vroeger niet in de toekomst konden kijken. Toen het Internet Protocol dat we nu gebruiken in de jaren ’70 van de vorige eeuw werd bedacht, had niemand nog een idee van de ongelooflijke groei die het internet in korte tijd zou doormaken. Sterker nog: toen het protocol bedacht werd, was nog helemaal niet duidelijk dat het dè standaard voor datacommunicatie zou worden. En omdat niemand zich dat toen realiseerde, werd er in het ontwerp van het protocol geen rekening mee gehouden. Waarschijnlijk heeft niemand zich in het ontwerpproces werkelijk afgevraagd hoeveel adressen er precies nodig zouden zijn en is er gewoon gekozen voor een adresseringssysteem waarin ‘heel veel’ unieke adressen mogelijk zijn. ‘Dan zit het wel goed!’
Je kunt je voorstellen dat 4,3 miljard unieke computeradressen een vrijwel oneindige hoeveelheid leek in een tijd dat er wereldwijd zo’n 2000 internetgebruikers waren en dat niemand zich dus zorgen maakte over eventuele uitputting van de voorraad adressen. Vandaar ook dat er niet op een adresje meer of minder werd gekeken bij het verdelen ervan.
Van de 4,3 miljard beschikbare adressen moest een aantal gereserveerd worden voor testdoeleinden en voor privégebruik. Daar werd een blok van ongeveer 600 miljoen adressen voor gereserveerd, zodat effectief nog 3,7 miljard adressen beschikbaar waren. Nog steeds een oneindig lijkende hoeveelheid. Toen IP eenmaal de standaard was geworden en het internet begon te groeien, zorgde dat idee van een oneindige hoeveelheid adressen ervoor dat er erg inefficiënt met die adressen werd omgesprongen. Organisaties die adressen aanvroegen kregen meteen een enorm blok toegewezen; veel meer dan ze nodig hadden. Maakt niet uit, dacht men, we hebben er toch genoeg! En lange tijd klopte dat ook.
Inbellen
Het is nu gemeengoed dat een internetverbinding een vast IP-adres heeft, maar in de eerste jaren dat internet beschikbaar kwam voor gewone stervelingen, moest er met een modem worden ingebeld bij een internetprovider. Die kende een IP-adres toe, voor de duur van de sessie. Inbellen betekende betalen per minuut, dus maakte je alleen verbinding als dat echt nodig was. Wanneer de verbinding verbroken werd kwam het IP-adres weer vrij en kon het door de volgende inbeller worden gebruikt. Dat systeem van dynamische IP-adressen zorgde ervoor dat je één adres met heel veel mensen kon delen.
Toen XS4ALL in 1993 van start ging hadden we twaalf lijnen beschikbaar. Dat betekent dat maximaal twaalf klanten tegelijk konden inbellen, en dat we dus eigenlijk niet meer dan twaalf IP-adressen nodig hadden voor onze klanten. Het aantal klanten groeide echter snel, zodat het aantal lijnen en dus het aantal IP-adressen telkens moest worden uitgebreid. En toen ADSL ervoor zorgde dat je je verbinding altijd open kon laten staan waren er opeens veel meer adressen nodig. Langzaam maar zeker stapten internetproviders over van dynamische naar vaste IP-adressen: elke internetverbinding z’n eigen adres.
Internetdemografie
Van de honderden miljoenen huishoudens in de wereld had in 1993 slechts een fractie beschikking over een internetverbinding, maar momenteel loopt de zogenaamde breedbandpenetratie hard richting de 50%. Het plan is dat in 2015 de helft van alle huishoudens in de wereld een breedband internetverbinding moet hebben en het lijkt erop dat dat plan gehaald gaat worden. En al die verbindingen hebben natuurlijk een IP-adres nodig. Die worden in duizelingwekkende snelheid in gebruik genomen.