Sociale innovatie is de nieuwe trend /1 reactie

Sociale innovatie is de nieuwe trend

Na technologische innovatie moet sociale innovatie Nederland redden in de mondiale concurrentiestrijd. Het gaat dan met name om innovatieve bedrijfsprocessen en het betrekken van de medewerker daarbij. Onlangs publiceerde de Erasmus Universiteit Rotterdam een rapport over sociale innovatie in NL, de Erasmus Concurrentie en Innovatie Monitor 2006/2007. Dit jaar is voor de tweede achtereenvolgende keer een grootschalig onderzoek verricht onder 9000 bedrijven en organisaties in Nederland. Onderzocht is in hoeverre verschillende management- en organisatiefactoren bijdragen aan succesvolle innovaties. De resultaten zijn opnieuw opvallend vinden de onderzoekers, de hoogleraren Bedrijfskunde Henk Volberda en Frans van den Bosch en Dr. Justin Jansen.
De belangrijkste uitkomst is dat Nederland op innovatie-indicatoren niet goed scoort, steeds meer van onze kennisintensieve activiteiten worden verplaatst naar opkomende economieën als India, China, Rusland en Brazilië. Terwijl we excelleren in kennisontwikkeling in wetenschap en technologie, zijn we slecht in het herkennen van kennis, het verspreiden daarvan binnen organisaties en het benutten van deze kennis in de vorm van nieuwe producten, diensten en processen.

Meer lange-termijnvisie

Met name de bouw-, transport- en industriesector scoren slecht op innovatie, de zakelijke dienstverlening daarentegen is wel innovatief. De bouw, transport en industrie beperken zich veelal tot kleine procesverbeteringen, terwijl in de zakelijke dienstverlening wel meer geïnnoveerd wordt. De Erasmus Concurrentie- en Innovatiemonitor stelt dat, terwijl de meeste bedrijven zich nog steeds op kostenverlaging, herstructurering en verbetering van de efficiency richten, het economische tij nu zo opleeft dat men zich juist moet richten op sociale innovatie. Leiderschap moet zich meer op de lange termijn richten. Ook wordt niet voldoende gebruik gemaakt van mogelijkheden voor open innovatie en netwerken met kennisinstellingen.

Sociale innovatie in NCSI

Het Nederlands Centrum voor Sociale Innovatieis in 2006 opgericht op initiatief van het Innovatieplatform in samenwerking met AWVN, FNV Bondgenoten, de CNV BedrijvenBond, de vereniging van ondernemers in de technologisch-industriële sector FME-CWM, RSM Erasmus University, TNO en AIAS (Universiteit van Amsterdam). De kerntaak van het Centrum voor Sociale Innovatie is het bevorderen en initiëren van innovaties op het terrein van management, organisatie en arbeid in bedrijven, organisaties en instellingen door concrete acties, experimenten, kennisverspreiding, aan de praktijk gekoppeld toegepast onderzoek en het organiseren van vraagarticulatie voor wetenschappelijk georiënteerd onderzoek. Inmiddels bestaat de programmaraad uit een flink aantal partijen (en er komen nog steeds nieuwe bij): DSM, Randstad, KPN, Arbo Unie, SNS Reaal, NS, FNV Bondgenoten, CNV Bedrijvenbond, Ministerie van BZK, OMO, Vedior en Achmea.

Werknemer is bron van innovatie

Henk Volberda, één van de hoogleraren achter de Concurrentie- en Innovatiemonitor, vindt het vreemd dat ondanks de krapte op de arbeidsmarkt de aandacht nog steeds niet uitgaat naar de medewerkers. Het Nederlandse bedrijfsleven ziet de werknemers slechts als kostenpost, niet als mogelijke bron van innovaties. Op de korte termijn lijkt het misschien goed om uit te wijken naar het buitenland, maar op de lange termijn is dit funest voor de Nederlandse economie. We maken volgens de Rotterdamse hoogleraar niet genoeg gebruik van de kennis die hier voorhanden is.

Technologie geen voorwaarde voor radicale innovaties

Volgens Volberda is het een wijdverbreid misverstand dat radicale innovaties met name ontstaan als er technologische ontwikkeling plaatsvindt. Sociale innovatie zoals nieuwe werkvormen, nieuwe orgnisatiemodellen en nieuwe methoden van leidinggeven, is veel belangrijker. Zonder deze processen hebben technologische vernieuwingen geen succes. Het is dus vooral zaak dat het management van organisaties zich hiervan bewust is. Dus minder aandacht voor de kwartaalcijfers, en meer aandacht voor strategisch leiderschap.