Virtueel internet: de revolutie waarop niet iedereen zit te wachten.
/6 reacties
-
door: Marjon Vinck over: internet, marketing, media, communicatie, sociologie, computer op: 19 april 2007 Virtueel internet is met al haar nieuwe toepassingen de volgende revolutie.
Maar zit de internetgebruiker hier wel op te wachten?
Computers worden steeds krachtiger, softwareontwikkelaars worden steeds innovatiever, online gaming is voor sommigen een way of life geworden, terwijl het internet al helemaal niet meer weg te denken is uit deze wereld. Sociale interactie is hierbij het toverwoord. We vormen complete sociale netwerken op sites als MySpace, werken wereldwijd aan een online encyclopedie als Wikipedia en delen onze filmpjes via YouTube. Daarnaast blijven we natuurlijk nog steeds gebruik maken van e-mail, instant messaging en VoIP. Een sociaal leven zonder het internet lijkt heden ten dage niet meer mogelijk te zijn.
Neal Stephenson’s metaverse
In 1992 schreef Neal Stephenson in zijn boek Snow Crash over een virtuele wereld waarin een hoge sociale binding bestond. Een virtuele wereld waarin wij door middel van avatars met elkaar zouden communiceren. Deze avatars zouden levensecht zijn: aan gezichtsuitdrukkingen en lichaamstaal kon je merken wat iemand zou denken of voelen. Dit werd door hem ook wel de wereld van de metaverse genoemd. Deze metaverse zou uiteindelijk nog belangrijker kunnen worden dan onze echte wereld.
15 jaar later weten we inmiddels dat het geen pure fictie meer is: spellen als World of Warcraft en Second Life zijn inmiddels razend populair onder de internetgebruikers. Vooral bij Second Life kun je spreken over een metaverse: dit spel is al een maatschappij, mét economie, op zich: bedrijven als Philips, Adidas en Toyota hebben er al een plek om in contact te komen met hun (toekomstige) afnemers of hopen deze mensen aan zich te binden door ze seminars over bepaalde onderwerpen aan te beiden (ABN Amro)
Virtueel onderwijs
Ook het onderwijs heeft Second Life ontdekt: zo hadden in 2006 al 60 onderwijsinstellingen verschillende ’shops’ om interactief te kunnen discussiëren en te overleggen met studenten, maar sommige docenten hielden daar inmiddels ook hun vragenuurtje. Een ander positief aspect is volgens sommige docenten dat hun leerlingen alles in een breder en internationaal perspectief zullen zien, wat hun ontwikkeling alleen maar ten goede komt. Hierbij hoeft men niet te vrezen dat de student lui achterover gaat hangen: juist vanwege de interactieve participatie zal hij wel degelijk op de stof in moeten gaan om niet door de mand te vallen.
INSEAD gaat echter een stapje verder: zij zal als eerste in plaats van alleen pootje baden, zich ook daadwerkelijk begeven in Second Life. Studenten zullen dan niet meer afhankelijk zijn van de vestigingen in Singapore en Fontainebleau (Frankrijk), maar kunnen studeren, discussiëren en overleggen - allemaal via Second Life.